Bron: Northstar
Vanaf de Egyptische oudheid werkten glaskunstenaars voornamelijk met natronkalkglas. Natronkalk, ook wel “zacht glas” genoemd, bestaat uit siliciumdioxide (ongeveer 70%), soda (ongeveer 13%) en kalk (ongeveer 11%), zoals de naam al aangeeft. Deze ingrediënten zorgen voor een gemakkelijk kneedbaar glas met een lange verwerkingstijd en een relatief laag smeltpunt. Vanwege deze verwerkingseigenschappen werd en wordt dit natronkalkglas gewoonlijk “zacht glas” genoemd.
Aan het eind van de 19e eeuw begonnen wetenschappers te experimenteren met verschillende glassamenstellingen. De vruchten van hun arbeid leverden een glassoort op die bekend staat als borosilicaat. Borosilicaatglas, zoals de naam al aangeeft, bestaat voornamelijk uit siliciumdioxide (ongeveer 80%) en boor (ongeveer 13%). Dit type glas smelt bij een hogere temperatuur en heeft een kortere werktijd. Het is een uiterst veelzijdig glas dat minder dicht is dan natronkalk en door zijn moleculaire structuur ook duurzamer is.
Thermische uitzetting is een andere eigenschap die in aanmerking moet worden genomen bij het bespreken van het unieke karakter van borosilicaat. Thermische uitzetting is een maat voor de lineaire uitzetting die aangeeft hoeveel het glas krimpt als het wordt afgekoeld. Natronkalkglas staat aan de hoogste kant van de schaal en zet het meest uit als het wordt verwarmd. Dit betekent dat het glas tijdens het afkoelen het snelst samentrekt of krimpt. Om barsten te voorkomen, moet deze afkoelsnelheid zorgvuldig worden gecontroleerd met behulp van een gloeioven.
Borosilicaatglas heeft daarentegen een lagere thermische uitzettingscoëfficiënt. Het zet veel minder snel uit en krimpt minder snel dan natronkalkglas en is minder gevoelig voor barstproblemen, zelfs wanneer het snel wordt afgekoeld zonder oven. Daarom wordt borosilicaat gebruikt in de wetenschappelijke industrie en voor kookgerei.
Dit betekent voor de kunstenaar dat wanneer borosilicaatglas in de vlam wordt geplaatst, een staaf direct in de hitte kan worden gestoken zonder langzaam te moeten worden opgewarmd, zoals bij natronkalkglas het geval is. Door deze unieke eigenschap kan borosilicaat worden gebruikt voor grote sculpturen waarin een klein deel kan worden bewerkt zonder dat het hele stuk heet wordt. Het stelt de kunstenaar ook in staat om selectief delen van een werk te verhitten of delen opnieuw te verhitten zonder dat het barst. Met natronkalkglas kan een groot sculpturaal werk een hele uitdaging zijn, vooral als er meerdere keren opnieuw moet worden verwarmd.